De Covid-19 ‘infodemic’ en conflictoplossing door internetplatforms

Projectteam

Prof. dr. Bastiaan Rijpkema

Prof. dr. Sarah de Lange

Michael Klos LLM BSc

Dit project maakt deel uit van 'Conflictresolutie in het COVID-19-tijdperk' binnen het programma van de Nationale Wetenschapsagenda Kleine projecten voor NWA-routes. Klik hier voor een overzicht.

Internetplatforms vervullen een centrale rol in wat de Europese Commissie en de WHO recent de Covid-19 ‘infodemic’ hebben genoemd. Deze internationaal actieve platforms zoals YouTube en Twitter hebben na het uitbreken van de pandemie in rap tempo regels opgesteld over wat wel en niet is toegestaan bij het plaatsen van content over Covid-19. Ook hebben ze op basis van deze regels opgetreden tegen Nederlandse gebruikers. Zo werd opiniepeiler en Covid-19-blogger Maurice de Hond tijdelijk geblokkeerd op LinkedIn en werden van het kanaal ‘Café Weltschmerz’ door YouTube video’s verwijderd. In één jaar tijd zijn er zeker vier procedures gevoerd bij de kortgedingrechter over de toepassing van desinformatieregels.

In de wetenschappelijke literatuur is steeds meer aandacht voor het ontstaan van niet-statelijke normen op internetplatforms en voor de manier waarop conflicten over en tussen deze normen worden opgelost. Hierbij focust het bestaande onderzoek zich met name op de normen ten aanzien van hate speech of terroristisch materiaal. De Covid-19 pandemie geeft een impuls aan de ontwikkeling van normen op het gebied van desinformatie, en dan in het bijzonder in relatie tot de volksgezondheid.

Bij de Covid-19 ‘infodemic’ valt op dat een groot aantal platforms inhoudelijk dezelfde normen lijkt te hebben geïntroduceerd, daarin de WHO-richtlijnen volgend. Tegelijkertijd bestaan er wel variaties in de manier waarop zij deze normen handhaven en welke sancties zij opleggen bij overtreding van deze normen.

Is er sprake van normenconvergentie tussen online platforms? Hoe kan deze normenconvergentie verklaard worden? Is deze normenconvergentie wenselijk? Welke rol heeft de staat hierbij? Deze vragen staan centraal in dit onderzoeksproject.

Onderzoeksvraag 1

1a) Convergentie van normen?

In welke mate treedt er convergentie op tussen de normen die internetplatforms hanteren op het gebied van desinformatie over de Covid-19-pandemie?

1b) Factoren voor convergentie?

Welke factoren beïnvloeden die mate van convergentie?


Op basis van de literatuur is de verwachting dat er een aanzienlijke mate van convergentie is van geformuleerde normen op de platforms, omdat Covid-19 een thema is waarvoor maatschappelijk grote aandacht bestaat. Ondanks deze verwachte convergentie is het mogelijk dat platforms verschillen in de manier waarop zij deze normen handhaven (in de praktijk wordt content op verschillende manieren gemodereerd). Het anders handhaven van normen kan een aanwijzing geven dat normen alleen ‘op papier’ convergeren. Om deze reden bestudeert het project 1) de convergentie in de doelen die internetplatforms nastreven bij het bestrijden van desinformatie over Covid-19, 2) convergentie in hoe deze doelen vertaald worden in de normen van de internetplatforms, en 3) convergentie in hoe die normen in de praktijk worden toegepast.

Hierbij zijn belangrijke indicatoren of 1) internetplatformen normen hebben geïntroduceerd, aangepast of überhaupt geen wijzigingen hebben aangebracht, 2) welke categorieën content in de nieuwe of aangepaste normen worden behandeld (bijvoorbeeld informatie over corona-maatregelen, medicatie of de schadelijkheid van Covid-19), en 3) of deze normen verwijzen naar een externe autoriteit (bijvoorbeeld de WHO) als uitgangspunt voor wat wel en niet is toegestaan.

Om de convergentie van normen te bestuderen onderzoekt het project de geldende regels op relevante internetplatforms die betrekking hebben op Covid-19-desinformatie. De focus ligt op de normen die gehanteerd worden door bedrijven die de meest gebruikte internetplatforms aanbieden: Google (incl. YouTube), Twitter, LinkedIn en Facebook (incl. Instagram). Omdat veel van deze platforms bijhouden wanneer welke richtlijnen zijn gewijzigd, is het mogelijk een beeld te krijgen van hoe de normen en hun handhaving zich ontwikkelen. Op basis van een kwalitatieve inhoudsanalyse wordt de ontwikkeling van de normen op de verschillende platforms zoveel mogelijk door de tijd heen (pre- en tijdens Covid-19) in kaart gebracht om de convergentie in de normen vast te kunnen stellen.

Factoren van convergentie

Maatschappelijke druk

Maatschappelijke druk (bijv. door publicaties in kranten of rapporten van ngo’s) vormt naar verwachting een beperkte verklarende factor voor convergentie van Covid-19-normen, wel kan het leiden tot de introductie van nieuwe normen of wijziging van bestaande normen op individuele platforms.

Economische druk

Economische druk (bijv. boycots) vormt naar verwachting een beperkte verklarende factor voor convergentie van Covid-19-normen. Er is de verwachting dat economische druk een effect heeft op de introductie van nieuwe normen of de wijziging van bestaande normen; tegelijkertijd zijn er ook aanwijzingen dat het effect van economische druk op de normen van platforms afneemt.

Politieke druk

Politieke druk vormt waarschijnlijk een sterke verklarende factor voor zowel welke Covid-19-normen platforms hanteren als voor de convergentie tussen die normen. Het effect van politieke druk hangt af van de bereidheid en de mogelijkheden van een orgaan (bijv. de Europese Unie) om regels te stellen en te handhaven binnen een belangrijke markt voor het platform. In het kader van zelfregulering is onze verwachting dat platforms ook zullen convergeren in de handhaving van deze normen ten behoeve van de rapportageplicht.

Legislatief of rechtelijk ingrijpen

Een daadwerkelijk legislatief voorschrijven van normen en rechtelijk ingrijpen om handhaving te bevorderen vormen een sterke voorspellende factor voor de normen die platforms hanteren en de mate van convergentie tussen deze normen. Voor zowel de Covid-19-normen als de handhaving van die normen geldt dat onze verwachting is dat dit met name een sterke voorspeller is als niet-naleving tot sancties kan leiden.

Concentratie op de markt

Marketcompetitie leidt tot pluralisme en uiteindelijk tot de divergentie van normen, in plaats van hun convergentie. Gebruikers kunnen immers vertrekken naar een platform dat in hun ogen wenselijke normen hanteert als ze het niet eens zijn met de normen op een bepaald platform. Marketconcentratie is daarom een sterke voorspeller voor normenconvergentie.

Onderzoeksvraag 1b bestudeert welke factoren de convergentie van de normen en hun handhaving beïnvloeden. Op basis van de literatuur zijn vijf relevante factoren geïdentificeerd: 1) maatschappelijke druk, 2) politieke druk, 3) economische druk, 4) rechtelijk of legislatief ingrijpen en 5) de mate van marktcompetitie.

De centrale verwachting is dat (dreigend) rechtelijk of legislatief ingrijpen de belangrijkste verklarende factor is voor convergentie tussen Covid-19-desinformatie normen op de platforms. Hoewel in de literatuur oorspronkelijk voornamelijk commerciële overwegingen werden aangewezen als reden voor normenaanpassing, lijkt (directe of indirecte) overheidsdruk tegenwoordig een betere verklaring. Hierbij vindt vaak samenwerking plaats tussen platforms, overheden en/of supranationale organen zoals de EU.

Om te onderzoeken welke factoren de convergentie van normen met betrekking tot Covid-19 desinformatie beïnvloeden, zullen gegevens worden verzameld die de platforms publiceren en zal een kwalitatieve media-analyse worden uitgevoerd. Daarnaast zal de mogelijkheid van gerichte, gestructureerde interviews over hoe platforms omgaan met Covid-19 content worden onderzocht. Hierbij zal worden bekeken of kan worden aangesloten bij bestaande initiatieven vanuit o.a. de Europese Commissie.

Onderzoeksvraag 2

2a) Huidig recht

In welke omstandigheden leidt convergentie van normen op internetplatforms tot een statelijke plicht om in te grijpen (naar huidig recht)?

2b) Wenselijk recht

In welke omstandigheden zou dat het geval moeten zijn (normatief)?


De tweede onderzoeksvraag gaat over het normatief kader ter beoordeling van de wenselijkheid van convergentie. Convergentie in door platforms gehanteerde normen is niet per se onwenselijk: het kan bijdragen aan de rechtszekerheid wanneer normen cross-platform herkenbaar zijn (niet rechtszekerheid in de traditionele zin, maar in de ‘rechts’-bedeling door internetplatforms). Ook kan, wanneer de belangrijkste internetplatforms naar elkaar toegroeien in hun omgang met onwettige content, de verspreiding van bijvoorbeeld terroristisch materiaal effectiever tegengegaan worden. De zaak ligt anders wanneer het gaat om niet-onwettig materiaal: content die schadelijk kan worden geacht maar niet verboden of anderszins gereguleerd is. Als het gaat om desinformatie rondom Covid-19: foutieve medische adviezen, misinformatie over vaccinaties of complottheorieën worden in principe beschermd onder bijvoorbeeld artikel 10 EVRM. Als één internetplatform dergelijk materiaal weert hoeft dat nog geen negatieve gevolgen te hebben voor uitings- en informatierechten, maar dat wordt wellicht anders wanneer een aanbieder van meerdere platforms tegelijkertijd wordt geweerd. Daar komen eisen op het gebied van (media)pluralisme in beeld.

Voor onderzoeksvraag 2a wordt door middel van klassiek-juridisch onderzoek (‘doctrinal research’; wets- en verdragsinterpretatie, jurisprudentieanalyse en bestudering van de wetsgeschiedenis en de travaux préparatoires) het juridische kader in kaart gebracht: wat eist het nationale en internationale recht op dit moment als het gaat om het actief bewaken van pluralisme binnen het veld van internetplatforms? Binnen de EU, de VN en de Raad van Europa wordt aangenomen dat er ten aanzien van pluralisme, in algemene zin, een positieve verplichting ligt voor staten.

Daarna wordt in onderzoeksvraag 2b de normatieve rechts- en politiek-theoretische vraag gesteld naar welke principes, los van het huidige recht, eventueel staatsingrijpen zouden moeten vormgegeven. Wat mogen internetplatforms, soms dus zelfs samen optrekkend, zelf bepalen en wanneer moeten staten ingrijpen? Hoe moeten overheden zich verhouden tot deze zichzelf in toenemende mate regulerende onlinesfeer? In een conceptuele en normatieve analyse zullen, ondersteund door een literatuurstudie naar theorievorming over staatsingrijpen ter bescherming van de vrijheid van meningsuiting en mediapluralisme, de rechtvaardigingen voor, en mogelijke vormen van, staatsingrijpen in kaart gebracht worden.


clouddicebook